neerwarrelen, neerfladderen, afvallen, uitvallen - Voorbeeld: ‘Er stond een bultemolen langs de want - (...) waar uit de ene afdeling fijne bloem, uit de andere grover ziftsel en eindelijk gruis neerreuzelde’ Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0017.php