zich nestelen reflexief werkw. Uitspraak: [ ˈnɛstələ(n) ] Afbreekpatroon: nes·te·len Vervoegingen: nestelde zich (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft zich genesteld (volt.deelw.) ergens zo gaan zitten dat je je er prettig voelt Voorbeeld: 'je in een lekkere stoel nestelen met een tijdschrift' Zie ook: nestel Gevonden op https://woorden.org/woord/nestelen
1) Installeren 2) Wonen 3) Een nestje bouwen 4) Vestigen 5) Een nest bouwen 6) Een broedplaats maken 7) Nesten 8) Talmen 9) Zich vestigen 10) Zich ergens verschansen 11) Zich er neerzetten 12) Vogeleigenschap Gevonden op https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Nestelen/1
1.zich nestelen Voorbeeld: ‘Als zij (= de kat) merkt dat Puck (= de hond) wat te veel in aanmerking komt, dringt zij zich op, waagt het in de heilige cirkel te nestelen’ 2.treuzelen, talmen (VD II 2) Voorbeeld: ‘Zij bleef nog wat nestelen in de keuken’ Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0017.php
een nest maken vb: in het voorjaar nestelen alle vogels ergens lekker gaan zitten of liggen vb: we nestelden ons op de bank voor de tv Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/
•het bouwen van een nest en het grootbrengen van jongen erin, gewoonlijk van vogels. •tweede betekenisomschrijving. •enz. Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/nestelen