nipt bijv.naamw. Uitspraak: [ nɪpt ] met een klein verschil Voorbeelden: 'We verloren nipt met 8-10.' , 'Evenals in 2004, won hij nipt de voorverkiezingen.' Synoniem: ternauwernood 
1) Ternauwernood 2) Op het randje 3) Op het nippertje 4) Op het kantje 5) Amper 6) Op ''t kantje 7) Met klein verschil 8) Met grote moeite 9) Te elfder ure 10) Nog net 11) Net 12) Net aan 13) Krap 
op het kantje
op het kantje (toon de herkomst via de etymologiebank)
krap WOORDFEIT: Nipt is een verkorting van nipte , dat voorkomt in de Zuid-Nederlandse uitdrukking het gaat nipte 'het is op het randje'. Het is waarschijnlijk via de sportwereld ook in het Noord-Nederlands terechtgekomen. Die sportcontext verklaart misschien veelvoorkomende combinaties als nipte overwinning en nipte zege . Nipt is verwant met nipp...
niet-invasieve prenatale test; vorm van prenatale diagnostiek waarbij bloed wordt afgenomen bij de zwangere vrouw om het hierin aanwezige DNA van de foetus te testen op chromosoomafwijkingen