nomade zelfst.naamw. Uitspraak: [ no'madə ] Afbreekpatroon: no·ma·de iemand die tot een volk behoort dat geen vaste woonplaats heeft Voorbeelden: 'Nomaden trekken vaak rond met kuddes dieren.' , 'Nomadenvolk' , 'Nomadisch volk' 4 definities...
1) Bohemien 2) Hun 3) Toeareg 4) Trekker 5) Zigeuner 6) Zwerver 1) Herder 2) Iemand die zwerft 3) Landloper 4) Lid van een rondzwervend volk 5) Lid van een rondzwervende herdersstam 6) Lid van een zwerfstam 7) Lid van een zwervend volk 8) Onbeschaafde kerel 9) Rond zwervende herder 10) Rondtrekkende 11) Rondtrekkende steppebewoner 12) Rondzwervend mens 13) Rondzwervend persoon 
rondzwervende veehoeder (toon de herkomst via de etymologiebank)
bewoner die van de ene plaats naar de andere trekt vb: deze nomaden trekken door de woestijn
rondzwervende steppe- of woestijnbewoner
rondtrekkend persoon zonder vaste woonplaats
Iemand zonder vaste woonplaats
Leden van een volk of groep die geen permanente verblijf- of woonplaats hebben maar rondtrekken in seizoensgebonden of cyclische routes om in hun levensonderhoud te voorzien