de onschuld zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ ˈɔnsxʏlt ] Afbreekpatroon: on·schuld toestand waarin je niets hebt gedaan dat niet mag Antoniem: schuld Synoniemen: argeloosheid naïveteit onbedorvenheid onschuldige schuldeloosheid schuld (antoniem) Spreekwoorden en zegswijzen • zijn handen in onschuld wassen... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/onschuld
het niet gedaan hebben, niets op je geweten hebben vb: de advocaat kon haar onschuld bewijzen in mijn onschuld dacht ik .... [omdat ik er niet voldoende van wist] zij speelt de vermoorde onschuld [doet heel verontwaardigd dat men haar schuldig vindt] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=onschuld