de onschuld zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ ˈɔnsxʏlt ] Afbreekpatroon: on·schuld toestand waarin je niets hebt gedaan dat niet mag Antoniem: schuld Synoniemen: argeloosheid naïveteit onbedorvenheid onschuldige schuldeloosheid schuld (antoniem) Spreekwoorden en zegswijzen • zijn handen in onschuld wasse... Gevonden op https://woorden.org/woord/onschuld
excuus, vergiffenis - Voorbeeld: ‘Hij bezag zo lodderlijk zijn meiske, als ware 't om onschuld te vragen voor 't geen hij niet verhelpen kon en tegen zijne begeerte geschieden moest’ Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0018.php
het niet gedaan hebben, niets op je geweten hebben vb: de advocaat kon haar onschuld bewijzen in mijn onschuld dacht ik .... [omdat ik er niet voldoende van wist] zij speelt de vermoorde onschuld [doet heel verontwaardigd dat men haar schuldig vindt] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/