ontberen werkw. Uitspraak: [ ɔnd'berə(n) ] Afbreekpatroon: ont·be·ren Vervoegingen: ontbeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ontbeerd (volt.deelw.) (iets) niet hebben waar je eigenlijk niet zonder kan Voorbeeld: 'In zijn vroege jeugd heeft hij de zorg en liefde van een moeder moeten ontberen; zijn beide ouders zijn jong overled... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/ontberen