ontmaskeren werkw. Uitspraak: [ ɔntˈmɑskərə(n) ] Afbreekpatroon: ont·mas·ke·ren Vervoegingen: ontmaskerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ontmaskerd (volt.deelw.) aantonen dat iemand die onschuldig leek in werkelijkheid slecht is Voorbeeld: 'iemand ontmaskeren als een fraudeur' Synoniemen: blootleggen onthullen 3 definities.... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/ontmaskeren