de ooghoek zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'oxhuk ] Afbreekpatroon: oog·hoek Verbuigingen: ooghoeken (meerv.) zijkant van het oog, waar boven– en onderooglid bij elkaar komen Voorbeeld: 'Ik heb er weer een, zo’n klein wit pukkeltje bij m’n linkerooghoek.' vanuit je ooghoeken iets zien (iets zo snel of ver weg voorbij zien flitsen dat... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/ooghoek