opdraaien werkw. Afbreekpatroon: op·draai·en Verbuigingen: draaide op Vervoegingen: opgedraaid (volt.deelw.) 1) ''er opdraaien'' met een draaiende beweging iets ergens op bevestigen Voorbeeld: 'Hij had de dop er niet goed opgedraaid en dus begon de fles te lekken.' 2) ''iets opdraaien'' een mechanische veer draaiend in... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/opdraaien
voorwaarts draaien vb: als je de lamp een beetje opdraait, krijg je meer licht er verantwoordelijk voor worden gesteld vb: hij liet mij voor de schade opdraaien Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=opdraaien
1> tegen de stroom of de wind in gaan varen. Op stilstaand water vaak als onderdeel van een manoeuvre; bijv. als men ergens moet wachten, maar varende wil blijven. Op stromend water vaak een noodzakelijke manoeuvre als men ergens wilt gaan aanleggen of naar binnen wilt varen. [ Uitdrukkingen e.d. ] 2> een bocht van 180 graden varen, dus rondg... Gevonden op https://www.debinnenvaart.nl/binnenvaarttaal/index.php?woord=o#opdraaien
Uit `De lagere vaktalen: Taal van kuipers, klompenmakers en kurkensnijders` 1914 de scherpe kanten, de snee van den kloef wegdoen. Ziet opdraaier.
Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10742
(1) Het zodanig veranderen van de vaarrichting van een vaartuig dat het komt te varen in een richting tegengesteld aan die waarin het voer. (2) Het schip in de wind brengen. Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10827