opladen werkw. Uitspraak: [ ˈɔpladə(n) ] Afbreekpatroon: op·la·den Vervoegingen: laadde op (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft opgeladen (volt.deelw.) voorzien van elektrische spanning Voorbeelden: 'batterijen opnieuw opladen' , 'Na de verloren partij moesten we ons meteen weer opladen voor de volgende ronde.' Synoniemen: laden op...
1) Opleggen 2) Bijtanken 3) Bevrachten 4) Met energie voorzien 5) Van stroom voorzien 6) Handeling op de boerderij 7) Van nieuwe energie voorzien 8) Batterij volmaken 9) Opnieuw van stroom voorzien 10) Energie opdoen 
[slang] slapen
[Bargoens, boeventaal] voeren, bewegen. Hij laadt den sooger op. (Hij bewerkt den man om b.v. aan ’t kaartspel deel te nemen).
[jongerentaal] slapen
'Opladen', nu een district van Leverkusen, was tot 1975 de hoofdstad van het Rhein-Wupper-Kreis. Opladen ligt 15 km ten noordoosten van Keulen, op de spoorlijn naar Wuppertal.
optillen
Opladen is een batterij van energie voorzien. [basiswoordenlijst groep 5]
1> boven de normale hoogte laden , dus dusdanig laden dat men een deklast krijgt. 2> wijze van beladen waarbij voor en achterschip te zwaar beladen wordt, waardoor het middenschip opgedrukt zal worden. Ook overladen genoemd. Sterk opladen zal een blijvende vervorming; de katterug , veroorzaken. Opladen is de actieve vorm. Schepen die opgeladen z......
Straattaal voor: Slapen