overhoren werkw. Uitspraak: [ ovər'horə(n) ] Afbreekpatroon: over·ho·ren Vervoegingen: overhoorde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft overhoord (volt.deelw.) schriftelijk of mondeling testen van de geleerde stof Voorbeeld: 'Tijdens de examenperiode overhoort mijn zus mij elke avond.' Synoniemen: examineren ondervragen testen toetse...
1) Uitvragen 2) Examineren 3) De les laten opzeggen 4) Ondervragen 5) Aanhoren 6) Uithoren 7) Testen 8) Een toets afnemen 9) Toetsen 10) Verhoren 
door mechanische eigenschappen van telefoon of beengeleider wordt het andere oor gemeten
controleren of iemand het goed geleerd heeft vb: toen vader hem overhoorde bleek dat hij de hoofdsteden goed kende
• [ov] nagaan of iemand bepaalde kennis in voldoende mate tot zich genomen heeft door het stellen van vragen over deze kennis.
toetsen van geleerde stof