overplaatsen werkw. Uitspraak: [ ˈovərplatsə(n) ] Afbreekpatroon: over·plaat·sen Vervoegingen: plaatste over (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft overgeplaatst (volt.deelw.) (een werknemer) op een andere plaats laten werken dan eerder Voorbeeld: 'tijdelijk overgeplaatst worden naar Brussel' Synoniemen: degraderen overdragen overheve...
1) Degraderen 2) Overdragen 3) Overhevelen 4) Overzetten 5) Verbannen 6) Verwijzen 1) Degraderen 2) Overdragen 3) Overzetten 4) Verbannen 5) Verwijzen 
op een andere plaats zijn werk laten doen vb: meneer Van Wees is overgeplaatst naar een ander kantoor
Het verplaatsen van een persoon naar een positie binnen de organisatie waar hij beter tot zijn recht komt of waar de omstandigheden zich beter lenen om goed te presteren.