
zoon van een pachter (= boer op een grote hoeve) - Voorbeeld: ‘
O, gij zot schepsel! wat gij denkt! Verschafel lacht met u, 'k en wil bovendien niet dat ge nog naar hem omziet. Wat hij zou u vragen te trouwen!? O, gij simpel schaap! die dat gelooft! Weet ge niet dat hij een begoede pachterszoon is?’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0019.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.