parasiteren werkw. Uitspraak: [ para'sɪtɛrə(n) ] Afbreekpatroon: pa·ra·si·te·ren Vervoegingen: parasiteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geparasiteerd (volt.deelw.) leven op de kosten van anderen Voorbeeld: 'Volgens Rusland en China parasiteren de VS met hun enorme begrotingstekort op de rest van de wereld' Synoniemen: : u...
1) Klaplopen 2) Leven op kosten van iemand 3) Leven ten koste van 4) Peezuigen 5) Profiteren 6) Ten koste van anderen leven 7) Teren op een ander 8) Vegeteren 9) Woekeren 1) Klaplopen 2) Profiteren 3) Woekeren 
Als een parasiet levend. Meestal een symbiose van organismen behorend tot verschillende soorten, waarbij de parasiet leeft ten koste van de gastheer maar deze zelden doodt. Over het algemeen gaat het om een hoger organisme dat geparasiteerd wordt door een lager organisme. Vogels bezitten vaak meerdere of zelfs veel parasieten, maar parasiteren zeld...
Op schadelijke wijze profiteren van