(Uit `De sociologische structuur onzer taal - De Jodentaal.`, 1914) , verl. deelw. gepatterd, (Nederl. werkw. van het Nhebr. potoer, patoer, z, a.): iemand kwijt willen zijn, maken dat men van iemands verdere aanwezigheid verschoond blijft
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10740
Geen exacte overeenkomst gevonden.