de pianist zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ pijaˈnɪst ] Afbreekpatroon: Pi·a·nist Verbuigingen: pianisten (meerv.) de pianist - e zelfst.naamw. Uitspraak: [ pijaˈnɪst - ə ] Afbreekpatroon: Pi·a·nist Verbuigingen: pianistes (meerv.) iemand die op een piano speelt Voorbeeld: 'concertpianist' Synoniemen: pianola Spreekwoorden en zegswi...
1) Beroep 2) Klavierspeler 3) Kunstenaar 4) Musicus 5) Muzikant 6) Pianospeler 1) Musicus 2) Muzikant 3) Pianospeler 
Let op: Spelling van 1858 een pianospeler. Piano, Ital., (muz.) zacht Pianissimo, zeer zacht. Piano forte, zie Forte piano
iemand die piano speelt vb: de pianist speelde een vrolijk lied
iemand die voor zijn beroep of uit liefhebberij piano speelt; in het bijzonder: iemand die bekwaam is in het pianospelen, een kunstenaar die zijn beroep maakt van pianospel; iemand die op de piano speelt; iemand die piano speelt
•musicus die een piano bespeelt.
De pianist speelt op professioneel niveau op de piano. De pianist speelt solo (zelfstandig) op de piano of speelt in een band op het keyboard of op de piano. Voorbeelden van beroemde pianisten zijn Lang Lang en Wibi Soerjadi. De pianist speelt, afhankelijk van de band waarin hij speelt of hij wanneer hij solo speelt, muzieknummers in verschillende ...