de planter zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: plan·ter Verbuigingen: planters (meerv.) 1) iemand die plant of laat planten 2) eigenaar van een plantage 3) werktuig dat gebruikt wordt bij het planten . Spreekwoorden en zegswijzen • boompje groot, planter tje dood. (=sommi... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/planter
Let op: Spelling van 1914 Met dezen naam worden in Suriname speciaal aangeduid de leidende personen bij den grooten landbouw; ook de eigenaar van een plantage.
Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10738