popelen werkw. Uitspraak: [ 'popələ(n) ] Afbreekpatroon: po·pe·len Vervoegingen: popelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepopeld (volt.deelw.) staan te popelen om... (erg ongeduldig zijn om te beginnen met...) 'De deelnemers stonden te popelen om van start te gaan.' popelen van ongeduld (erg ongeduldig zijn) Intensiveringen Gevonden op https://www.woorden.org/woord/popelen