proosten werkw. Uitspraak: [ 'prostə(n) ] Afbreekpatroon: proos·ten Vervoegingen: proostte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geproost (volt.deelw.) tegelijk met anderen een glas met alcoholhoudende drank omhoog houden om een moment te markeren Voorbeeld: 'Laten we proosten op een goede afloop.' Synoniem: toosten Synoniemen: aanstote...
1) Aanstoten 2) Elkaar toedrinken 3) Etiquette 4) Klinken 5) Nummer van Guus Meeuwis 6) Toasten 7) Toedrinken 8) Toosten 9) Uitbrengen van een toost 1) Klinken 2) Toasten 3) Toosten 
je glas tegen dat van iemand anders tikken om geluk te wensen vb: zullen we proosten op jullie toekomst? Synoniemen: klinken toosten
het glas heffen en daarbij een heilwens uitspreken voor iemand, op elkaar of naar aanleiding van zekere gelegenheid; een toost uitbrengen
•het glas heffen en een gelukwens uitbrengen.