de pruik zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ prœyk ] Verbuigingen: pruiken (meerv.) haardos die je als een hoofddeksel opzet Voorbeeld: 'toneelpruik' Synoniemen: haardos haarstukje Spreekwoorden en zegswijzen • zijn pruik staat scheef (=hij is slecht gehumeurd) Naar de spreekwoorden 4 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/pruik
dun kapje met haar vb: de kale man draagt een pruik de bokkenpruik op hebben [boos of chagrijnig zijn] zijn pruik staat scheef [hij is uit zijn humeur] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=pruik
Haarwerk dat over het hele hoofd geplaatst wordt bij kaalheid of als iemand tijdelijk een ander kapsel wil.
Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10648