de recorder zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: re·cor·der Verbuigingen: recorders (meerv.) Verbuigingen: recordertje (verkleinwoord) 1) toestel voor het opnemen en weergeven van informatie (elektrische signalen), hetzij in analoge hetzij in digitale vorm 2) opnemer . 2 definities...
1) Apparaat 2) Bandopnemer 3) Deel van een stereo-installatie 4) Geluidsapparatuur 5) Opnameapparaat 6) Opneemtoestel 7) Registrerende meter 8) Toestel om geluid vast te leggen 1) Bandopnemer 
toestel voor vastleggen van audiovisuele informatie (toon de herkomst via de etymologiebank)
toestel voor weergave van geluid
Videorecorders die ofwel gebruik maken van videobanden op spoelen of gebruik maken van videocassettes
Recorder: Importeurs/exporteurs van producten die gevoelig zijn voor temperatuur- en luchtvochtigheidsschommelingen, zoals bijvoorbeeld planten, kaas en vaccins, willen in staat zijn te controleren of de temperatuur en luchtvochtigheid tijdens de reis niet teveel variëren. Hiervoor worden recorders ingezet die op ingestelde intervals deze waarden ...