resistent bijv.naamw. Uitspraak: [ rezis'tɛnt ] Afbreekpatroon: re·sis·tent als iets of iemand immuun is voor iets of gemakkelijk weerstand kan bieden Voorbeeld: 'Hoe meer antibiotica je neemt, hoe meer resistente bacteriën er zullen ontstaan.' Synoniem: immuun Synoniemen: immuun 
1) Onvatbaar 2) Bestand 3) Onvatbaar voor infectiegevaar 4) Bestand tegen aantasting 5) Bestand kunnende bieden 6) Bestand tegen 7) Bestand kunnen bieden 8) Weerstand bieden 9) Weerstand biedend 10) Bestand biedend 11) Niet vatbaar voor 12) Niet vatbaar 13) Weerstand kunnende bieden 14) Weerstandbiedend 
Bestand tegen bepaalde ziekten, insecten, biologische of chemische stoffen
Beschrijft een plant die niet gevoelig is voor een bepaalde schimmelziekte; ook voor een insect dat niet (meer) gevoelig is voor chemische bestrijdingsmiddelen.
weerstand kunnende bieden (toon de herkomst via de etymologiebank)
niet vatbaar zijn voor ziekte vb: ik ben resistent tegen de waterpokken Synoniem: immuun
• [medisch] bestand tegen.
weerstand kunnende bieden, bestand tegen