rijgen werkw. Uitspraak: [ ˈrɛixə(n) ] Afbreekpatroon: rij·gen Vervoegingen: reeg (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geregen (volt.deelw.) 1) (kralen) verbinden met een draad of snoer Voorbeeld: 'pinda's aan een snoer rijgen voor de vogeltjes' 2) aan elkaar naaien met grote steken Voorbeeld: 'rijgen voor je ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/rijgen
1) Aaneenschakelen 2) Aan een snoer hechten 3) Aaneenrijgen 4) Aanrissen 5) Aanristen 6) Aanritsen 7) Dichtrijgen 8) Dichtsnoeren 9) Driegen 10) Een draad door iets halen 11) Handwerken 12) Hechten 13) Hem krachtig een degen voor zijn lijf stoten 14) Insnoeren 15) Kralen aan een raad brengen 16) Kralen insnoeren Gevonden op https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Rijgen/1
Het tijdelijk aan elkaar bevestigen van twee of meer stukken materiaal door middel van lange, losse steken om ze op hun plaats te houden tot ze uiteindelijk worden vastgenaaid. Gebruik `losjes bevestigen` voor een lichte of tijdelijke bevestiging met behulp van een ander middel. Categorie: Procédés en Technieken > naaien. Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10491