rijzen werkw. Uitspraak: [ 'rɛizə(n) ] Afbreekpatroon: rij·zen Vervoegingen: rees (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is gerezen (volt.deelw.) 1) omhoog komen of zich verheffen Voorbeelden: 'een cake die in de oven rijst' , 'het rijzen van de zon' mijn haren rezen te berge (<dit zeg je als je een plotseling heftig gevoel, van s...
1) Verrijzen 2) Verheffen 3) Groeien 4) Omhoogstijgen 5) Klimmen 6) Ontstaan 7) Stijgen 8) Zich oprichten 9) Zich verheffen 10) In hoogte toenemen 11) Oplopen 12) Bestijgen 13) Naar boven gaan 14) Opkomen 15) Opgaan 16) Opzwellen 17) Boven de horizon uitkomen 18) Overeind gaan 19) Uitzetten van deeg 
zich oprichten
Het uitzetten van deeg of gebak door toevoeging van een rijsmiddel of het in volume toenemen van gerechten (vb. soufflés) waaraan stijfgeklopt eiwit is toegevoegd
Het uitzetten van deeg of gebak door toevoeging van een rijsmiddel of het in volume toenemen van gerechten (vb. soufflés) waaraan stijfgeklopt eiwit is toegevoegd. 
zich oprichten, in hoogte of kracht toenemen (toon de herkomst via de etymologiebank)
Het uitzetten van deeg door een toevoeging van een rijsmiddel.
vorm, gestalte krijgen vb: er zijn enkele problemen gerezen Synoniemen: ontstaan wording Tegenstelling: verdwijnen
•opstijgen, opgaan. •"(koken)" (van brood of beslag) uitzetten en luchtig worden •herrijzen, verrijzen •rijsmiddel, zelfrijzend (+audio)
zich oprichten, stijgen