de rododendron zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ rodo'dɛndrɔn ] Afbreekpatroon: ro·do·den·dron Verbuigingen: rododendrons (meerv.) struik uit de heidefamilie met grote veelkleurige bloemen plantkunde Voorbeeld: 'een rododendron met paarse bloemen' Synoniemen: alpenroosje 5 definities...
1) Alpenbloem 2) Alpenroos 3) Alpenroosje 4) Aziatische exoot in Europa 5) Bergroos 6) Heester 7) Heesterachtige plant 8) Heideachtige plant 9) Plant 10) Plant met paarse bloemen 11) Sierheester 12) Sierplant 13) Sierstruik 14) Struik 15) Struik uit de heidefamilie 16) Zeer giftige plant 1) Alpenroosje 2) Bergroos 
sierstruik geslacht Rhododendron (toon de herkomst via de etymologiebank)
(Genus Rhododendron) -Rododendron- Volledige wetenschappelijke naam: Rhododendron L.
• [plantkunde] plant uit het geslacht "Rhododendron" (Familie: "Ericaceae").
heester
Rhododendron, rododendron • onderzijdige roestkleurige blaasmijn, feitelijk een weinig samentrekkende vouwmijn; larve later vrij, in een omgeslagen bladtop: Caloptilia azaleella