rollen werkw. Uitspraak: [ ˈrɔlə(n) ] Afbreekpatroon: rol·len Vervoegingen: rolde (verl.tijd enkelv.) 1) (iets) door duwen met een ronddraaiende beweging vooruit laten bewegen Vervoegingen: heeft gerold (volt.deelw.) Voorbeeld: 'biervaten de kroeg in rollen' 2) stelen uit iemands broekzak of jaszak Vervoegingen:...
1) Oprollen 2) Luizen 3) Vogelgeluid 4) Ontfutselen 5) Zich op wielen voortbewegen 6) Jatten 7) Stelen 8) Zingen van een nachtegaal 9) Bewegen in bed 10) Uit de zak stelen 11) Lichten 12) Wentelen 13) Wikkelen 14) Volveren 15) Pikken 16) Gappen 17) Draaien 18) Slingeren 19) Draaiend bewegen 20) Over de kop gaan 
Syn.: slagzij ; rollen ; overhellen Def.: de scheefstand van een vaartuig ten opzichte van het waterpasvlak in dwarsrichting.
zich wentelend voortbewegen
sociaal vastgelegde gedragsverwachtingen tov individuen die een bepaalde sociale positie bekleden
Verzonnen personen in een film of toneelstuk. Worden gespeeld door acteurs.
Uit `De lagere vaktalen: De tabakbewerkerstaal` 1914 dekblad om 't bosje leggen.
draaiend doen voortbewegen (toon de herkomst via de etymologiebank)
[Bargoens, boeventaal] biljarten. Ik mag graag een potje rollen. Ook: stelen, bemachtigen. Hij had een gondel (dameszak) gerold. (Zakkenroller).
zich omwentelend voortbewegen vb: de knikker rolt over de grond
•zich wentelend over een oppervlak bewegen.
(zich) wentelend voortbewegen
heen-en-weergaande beweging van het schip , rond de langsscheepse as. Als de ene zijde van het schip dus naar beneden gaat, komt de andere zijde omhoog, en omgekeerd. Ook wel slingeren of zwabben genoemd. Sommige mensen hanteren de term rollen, alleen voor een schip dat niet vooruitkomt en gebruiken slingeren voor een schip dat vaart. Er bestaan......