rondom, in het rond(e) - Voorbeeld: ‘Maar 's anderen daags al, ging het weer aan 't moeren, heel 't noordeinde van de lucht zat er zwart van en in een ommekeer vlogen de dikke sneeuwbrokken rondalom’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0020.php