sauzen werkw. Uitspraak: [ 'sɑuzə(n) ] Afbreekpatroon: sau·zen Vervoegingen: sausde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gesausd (volt.deelw.) (een wand) met muurverf of stuc bestrijken Voorbeeld: 'De wanden en plafond zijn gesausd in lichte tinten.' Synoniem: sausen muren sauzen (muren bestrijken met een dunne verf) Synoniemen: sause...
1) Met een kleurende stof bestrijken 2) Met kleurende stof bestrijken 3) Sausen 4) Schilderen 5) Verven 6) Verven met een roller 1) Sausen 
Het aanbrengen van een verflaag van latex op wanden en plafonds, sausen gebeurd in 2 lagen.
1) met muurverf of latex bestrijken; schilderen; verven 2) van een saus voorzien 3) voorzien van smaakstoffen of geurstoffen; aromatiseren 4) uitgebreid versieren; ruimschoots voorzien; opsmukken; opdirken 5) heel hard regenen; stortregenen; pijpenstelen regenen; hozen 6) neuken; seks hebben; ook: klaarkom...
neuken; seks hebben; ook: klaarkomen op of over iets
Uit `De lagere vaktalen: De tabakbewerkerstaal` 1914 bewerken met saus.
[Bargoens, boeventaal] regenen.
Sauzen is het bestrijken van een muur met een matte vloeistof waarbij na behandeling de structuur van de muur nog is te zien. Meestal gaat het om een witte kalkachtige muurverfsoort. 
(basis) De bereiding van de klasieke basissauzen is een zeer belangrijk onderdeel van de keukenwerkzaamheden Een saus is een vloeistof die wordt gebonden met een bindmiddel. Als vloeistof kunt u groentenat, melk, wijn, bouillon, room of groentepuree gebruiken. Geschikte bindmiddelen voor saus zijn aardappelmeel, maïszetmeel bloem en eidooie...