kiel, inz. blauwe kiel (VD: schab II 2) - Voorbeeld: ‘De timmerman, de kuiper, de wagenmaker, de loodgieter, de smid, al lieden (...) die in de week nooit voor 't aanschijn hunner medemensen komen tenzij met hun schorte of schootsvel, kiel of schabbe, die de kentekenen uitgeven van hun ambacht’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php