de schoenmaker zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'sxunmakər ] Afbreekpatroon: schoen·ma·ker Verbuigingen: schoenmakers (meerv.) iemand die alle soorten schoeisel (en handtassen) herstelt Voorbeeld: 'Breng je mijn schoenen straks even naar de schoenmaker? De hak moet hersteld worden.' Synoniemen: schoenlapper Spreekwoorden en zegswijzen &bu...
1) Ambachtsman 2) Beroep 3) Bont gekleurde dagvlinder 4) Lapper 5) Leerbewerker 6) Pegger 7) Schoenenhersteller 8) Schoenhersteller 9) Schoenlapper 10) Vakman 11) Winkelier 1) Laarzenmaker 2) Lapper 3) Mast 4) Pegger 5) Pik 6) Piklap 7) Schoenlapper 8) Vlindersoort 
die oude schoenen oplapt (toon de herkomst via de etymologiebank)
iemand die voor zijn beroep schoenen, laarzen en tassen repareert vb: laat de schoenmaker maar andere zolen onder je schoenen zetten
• [beroep] iemand die als vak schoenen repareert.
handwerker die schoenen maakt en repareert
die oude schoenen oplapt
Te gebruiken voor handwerkslieden die schoenen, laarzen en ander schoeisel maken, repareren, opknappen en soms ook ontwerpen. Gebruik 'schoenlappers' voor personen die zich voornamelijk bezig houden met het repareren en opknappen van schoeisel en soms ook andere voorwerpen zoals handtassen, baggage en riemen