schorem bijv.naamw. Uitspraak: [ 'sxorəm ] Afbreekpatroon: scho·rem onbeschofte mensen Voorbeeld: 'buitenlands schorem' Synoniem: tuig (2) Synoniemen: gajes gespuis geteisem plebs rapaille schorremorrie tuig uitschot uitvaagsel 7 definities...
1) Armoede 2) Gajes 3) Geboefte 4) Gepeupel 5) Gespuis 6) Geteisem 7) Janhagel 8) Leugens 9) Plebs 10) Rapaille 11) Rapalje 12) Schorremorrie 13) Schorriemorrie 14) Schunnig 15) Tuig 16) Uitschot 17) Uitvaagsel 1) Gajes 2) Geboefte 3) Gebroed 4) Gemeen volk 5) Gepeupel 6) Gespuis 7) Geteisem 8) Lieden van laag allooi 9) Min volk 10) Plebs 11) Rapaille 12) Schorremorrie 13) Schorriemorrie 14) Schuim 15) Schunnig 16) Slecht 17) Tuig 18) Tuig van de richel 19) Uitschot 20) Uitvaagsel 21) Vullis 
uitvaagsel (toon de herkomst via de etymologiebank)
(Amsterdams) straattuig (wat ouder)
volk van laag allooi
uitvaagsel
(Bargoens, 1914) arm, slecht, leugen
(Bargoens, 1914) leugen
Amsterdams woord voor tuig
[Bargoens, boeventaal] arm; ook slecht en leugen. Je hebt schorem gehandeld. ’t Is allemaal schorem wat je daar vertelt.