1.het schudden, wrijven Voorbeeld: ‘Na een woelige schudding van stoelen en slepen van voeten en kuchen, zaten de mensen stil en met hun aangezicht naar de priester gekeerd’ 2.afranseling, hevig standje Voorbeeld: ‘En wat heeft de jongen? - Ha, vraagt me dat? Luizen heeft hij, luizen! hij zit krimeneel vol ongediert! met uwe duivels... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php