(Uit `De sociologische structuur onzer taal - De Jodentaal.`, 1914) (Hebr.), meerv. Seraphîm, d.i. de verheven, volgens Jes. IV: 2, engelen in menschelijke gedaante, die Gods troon omringen, gelijk rijksgrooten in het Oosten den zetel van hun monarch
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10740
Geen exacte overeenkomst gevonden.