het servet zelfst.naamw. Uitspraak: [ sɛrˈvɛt ] Afbreekpatroon: ser·vet Verbuigingen: servetten (meerv.) kleine doek of stuk papier dat je bij het eten gebruikt Voorbeelden: 'een servet op je schoot leggen' , 'met een servet je mond afvegen' , 'papieren servetjes' Synoniemen: vingerdoekje vingerservetje Spreekwoorden en zegswijzen &bull...
1) Doek om handen af te vegen 2) Lap 3) Monddoek 4) Monddoekje 5) Mondpapier 6) Morsdoekje 7) Papieren doek 8) Papieren handdoek 9) Tafelbediende (Indonesisch) 10) Tafeldoek 11) Tafeldoekje 12) Tafelgerei 13) Tafelgoed 14) Tafellinnen 15) Theoloog 16) Vinger- en monddoek 17) Vingerdoek 18) Vingerdoekje 1) Feitel 2) Monddoek 3) Mondpapier 4) Morsdoekje 5) Tafeldoek 6) Vingerdoek 7) Vingerdoekje 
tafeldoekje (toon de herkomst via de etymologiebank)
doekje waarmee je tijdens het eten je kleding beschermt vb: Nino veegde zijn mond af met het servet
tafeldoekje
tafeldoekje
een te klein zeil in verhouding tot het schip.
Een doekje om mond en handen mee schoon te maken na of tijdens het dineren.