Spreekwoorden: (1914) Geen snars (of sners) d.i. geen zier, hoegenaamd niets. Men houdt dit znw. voor eene afleiding van het wkw. snarren (snerren, snirren), hd. schnarren, een hard en krassend geluid maken; het komt in de 17<sup>de<-sup> eeuw naast snirs meermalen voor in den zin van een snelle beweging in: e... Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10778