snoepen werkw. Uitspraak: [ ˈsnupə(n) ] Afbreekpatroon: snoe·pen Vervoegingen: snoepte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gesnoept (volt.deelw.) snoep eten Voorbeelden: 'Snoepen is slecht voor je gebit en voor je gewicht.' , 'snoepen uit de koektrommel' , 'snoepen van de taart' , 'bonbons snoepen' Synoniemen: likken nassen smikkelen... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/snoepen
snoep eten vb: snoepen is slecht voor je tanden ergens stiekem van eten omdat het zo lekker is vb: Nicky snoepte van de slagroomtaart Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=snoepen