het standje zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'stɑncə ] Afbreekpatroon: stand·je Verbuigingen: standjeS (meerv.) 1) keer dat iemand boos wordt toegesproken omdat hij of zij iets verkeerds heeft gedaan Voorbeeld: 'een kind een standje geven' Synoniemen: : berisping, uitbrander 2) positie van mensen die seks hebben ten opzicht...
1) Afboening 2) Aflakker 3) Berisping 4) Berisping of uitbrander 5) Blaam 6) Brommer 7) Gekijf 8) Getier 9) Gisping 10) Herrie 11) Houding 12) Kabaal 13) Kapittel 14) Kleine bestraffing 15) Kritiek 16) Kwaadsprekerij 17) Laking 18) Lawaai 19) Lering 20) Lichaamshouding 21) Luidruchtig persoon 22) Manieren waarop men copuleert 1) Aflakker 2) Berisping 3) Blaam 4) Brommer 5) Gisping 6) Herrie 7) Houding 8) Kabaal 9) Lawaai 10) Lering 11) Lichaamshouding 12) Oploop 13) Po 14) Pose 15) Positie 16) Rapplement 17) Relletje 18) Reprimande 19) Schrobbering 20) Stand 21) Terechtwijzing 22) Uitbrander 23) Variatie 24) Vermaning 25) Verwijt 
berisping; oploop (toon de herkomst via de etymologiebank)
keer dat je boos toegesproken wordt vb: het ondeugende kind kreeg een standje
•woordelijke bestraffing.
reprimande
reprimande