de stippel zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ 'stɪpəl ] Afbreekpatroon: stip·pel Verbuigingen: stippels (meerv.) klein rondje Voorbeeld: 'een blauwe zomerjurk met witte stippels' Synoniemen: : stip, spikkel Synoniemen: moesje nop spat spatje stip stipje vlek vlekje 
1) Spikkel 2) Spatje 3) Spat 4) Moesje 5) Punt 6) Puntje 7) Stip 8) Stipje 9) Tittel 10) Vlekje 11) Nop 12) Vlek 
Een 'stippel' is een verdunning in de celwand van een plantencel waardoor de uitwisseling van stoffen tussen cellen gemakkelijker kan plaatsvinden. De eerste afbeeldingen van stippels zijn afkomstig van Marcello Malpighi uit 1675 en van Antonie van Leeuwenhoek uit 1722.
kleine stip, puntje
Gedeelte van de celwand dat minder verdikt is dan elders. Op deze plaatsen is geen secundaire celwand afgezet.