de stoker zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: sto·ker Verbuigingen: stokers (meerv.) Verbuigingen: stokertje (verkleinwoord) 1) iemand die het onderhouden van een vuur als beroep heeft 2) kwaadspreker 3) storm 4) de achterste rijder op een tandem . Synoniemen: agitator distilleer disti...
1) Aanhitser 2) Agitator 3) Bemanningslid van een schip 4) Beroep 5) Brander 6) Columnist 7) Demagoog 8) Distillateur 9) Distilleerder 10) Donkeyman 11) Iers schrijver 12) Iers schrijver van horrorverhalen 13) Intrigant 14) Jeneverbrander 15) Kolenbrander 16) Korenbrander 17) Lid van de bemanning 18) Oliebrander 1) Agitator 2) Brander 3) Distillateur 4) Distilleerder 5) Intrigant 6) Konkelaar 7) Korenbrander 8) Onrustzaaier 9) Ophitser 10) Opjutter 11) Opruier 12) Opstoker 13) Ovenist 14) Roethaan 15) Ruziemaker 16) Schepeling 17) Stokebrand 18) Tweedrachtzaaier 19) Twistzaaier 
storm (toon de herkomst via de etymologiebank)
arbeider belast met het stoken van vuren of ovens
degene, die op een stoomschip de vuren onderhoudt.
De stoker is de arbeider die is belast met het stoken van het vuur of ovens, meestal bij stoomaangedreven krachtwerktuigen en op voertuigen zoals locomotieven en stoomschepenPersonen die smeltovens in metaalgieterijen installeren en repareren of ze bedienen