suffen werkw. Uitspraak: [ ˈsʏfə(n) ] Afbreekpatroon: suf·fen Vervoegingen: sufte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gesuft (volt.deelw.) sloom en onoplettend zijn Voorbeeld: 'Let eens op en zit niet zo te suffen!' Synoniem: soezen Synoniemen: dromen dutten gesuf soezen 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/suffen