piekeren werkw. Uitspraak: [ ˈpikərə(n) ] Afbreekpatroon: pie·ke·ren Vervoegingen: piekerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepiekerd (volt.deelw.) onrustig en zorgelijk nadenken Voorbeeld: 'piekeren over hoe het nu verder moet' Synoniem: tobben Ik pieker er niet over! (ik doe het zeker niet) Synoniemen: denken inzitten nadenk...
1) Malen 2) Mieren 3) In de war zitten 4) Mijmeren 5) Drummen 6) Inzitten 7) Ingespannen denken 8) Dubben 9) Diep nadenken 10) Tobben 11) Kniezen 12) Prakkiseren 13) Knobbelen 14) Puzzelen 15) Plussen 16) Peinzen 17) Zich zorgen maken 18) Peizen 19) Zorgen maken 20) Suffen 21) Denken 22) Nadenken 
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] overdenken, overleggen, tobben. Woord, ontleend aan mal. en jav. pikir, overdenking, overlegde gedachte (overgenomen uit het arab. fikr).
peinzen
(Bargoens, 1914) denken
[Bargoens, boeventaal] denken.
er zorgelijk en ingespannen over denken vb: hij piekerde over de oplossing van het probleem Synoniem: tobben
'Piekeren' is een gemoedstoestand waarbij een persoon langdurig in een (niet beheersbaar) pessimistisch denkpatroon vastzit. Piekeren hoeft niet schadelijk te zijn wanneer iemand er in beperkte mate last van heeft.
•langdurig en bezorgd nadenken. (+audio)
langdurig (negatieve) gedachten hebben over zaken waarover iemand zich zorgen maakt; iemand die piekert, lukt het vaak niet om naar oplossingen te kijken, maar denkt eerder in problemen of onmogelijkheden