het tekort zelfst.naamw. Uitspraak: [ təˈkɔrt ] Afbreekpatroon: te·kort Verbuigingen: tekorten (meerv.) hoeveelheid die ontbreekt Voorbeelden: 'een tekort op de begroting' , 'Bij bloedarmoede heb je vaak een tekort aan ijzer.' Antoniem: teveel Synoniem: gebrek een nijpend/schreeuwend tekort aan financiële middelen (veel te weinig geld)...
1) Armoe 2) Armoede 3) Bankschuld 4) Behoefte 5) Debet 6) Deficiëntie 7) Deficit 8) Derving 9) Feil 10) Gaping 11) Gebrek 12) Geldproblemen 13) Gemis 14) Hoeveelheid die ontbreekt 15) Karakterfout 16) Korteresse 17) Krapte 18) Leemte 19) Lek 20) Manco 21) Mankement 22) Minus 23) Nadeel 24) Nadelig saldo 1) Armoede 2) Bankschuld 3) Defect 4) Deficit 5) Deficiëntie 6) Derving 7) Gaping 8) Gat 9) Gebrek 10) Gemis 11) Ontbering 12) Karakterfout 13) Krapte 14) Leemte 15) Mali 16) Manco 17) Mankement 18) Minus 19) Nood 20) Onderwicht 21) Reces 22) Schaarsheid 23) Schaarste 
ontbrekende hoeveelheid, gebrek, deficit (toon de herkomst via de etymologiebank)
wat er niet of te weinig is vb: in dat gebied is een tekort aan water Synoniemen: gebrek schaarste Tegenstellingen: genoeg voldoende afdoend toereikend
•ontbrekende hoeveelheid.
hoeveelheid geld die ontbreekt