tellen werkw. Uitspraak: [ ˈtɛlə(n) ] Afbreekpatroon: tel·len Vervoegingen: telde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geteld (volt.deelw.) 1) getallen in een oplopende volgorde opnoemen (1, 2, 3, 4, 5 enz.) Voorbeelden: 'Ik tel tot drie en dan moet je stoppen.' , 'op je vingers tellen' nog niet tot tien kunnen tellen (erg on... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/tellen
Het opsommen van de afzonderlijke eenheden die samen een groep vormen om het totale aantal eenheden waaruit die groep bestaat, te kunnen vaststellen. Categorie: Procédés en Technieken > meten. Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10491