terugdringen werkw. Uitspraak: [ tə'rʏxdrɪŋə(n) ] Afbreekpatroon: te·rug·drin·gen Vervoegingen: drong terug (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft teruggedrongen (volt.deelw.) verminderen in aantal of hoeveelheid Voorbeelden: 'maatregelen treffen om de werkloosheid terug te dringen' , 'de kindersterfte terugdringen' Synoniem: beper...
1) Achteruitwerken 2) Beperken 3) Bezuinigen 4) Opslorpen 5) Resorberen 6) Terugdrijven 7) Verlagen 1) Beperken 2) Opslorpen 3) Refouleren 4) Resorberen 5) Terugdrijven 
• [ov] dringen naar de oorspronkelijke richting. • [ov] een aantal beperken. •tweede betekenisomschrijving. •enz.