de timmerman zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈtɪmərmɑn ] Afbreekpatroon: tim·mer·man Verbuigingen: timmermannen, timmerlui, timmerlieden (meerv.) iemand die voor zijn beroep timmert Synoniemen: houtverwerker houtwerker schrijnwerker 8 definities...
1) Ambachtsman 2) Beroep 3) Beroep in de bouw 4) Beroep van jozef 5) Bijlhouwer 6) Bouwarbeider 7) Bouwvakarbeider 8) Bouwvakker 9) Doe-het-zelver 10) Handarbeider 11) Handwerksman 12) Houtbewerker 13) Houtverwerker 14) Houtwerker 15) Iemand die in de bouw werkt 16) Schrijnwerker 17) Technisch beroep 1) Bouwvakarbeider 2) Houtbewerker 3) Houtverwerker 4) Houtwerker 5) Schrijnwerker 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Timmerman``] De bataillonssappeurs worden somtijds bataillonstimmerlieden genoemd en zulks veel eigenaardiger dan sappeurs. Zie Genie
iem. die timmeren als beroep uitoefent (toon de herkomst via de etymologiebank)
iemand die voor zijn beroep timmert vb: de timmerman bouwde een schuur naast het huis
• [beroep] iemand die zich beroepsmatig vooral met houtbewerking bezig houdt.
iemand die timmeren als beroep uitoefent
iem. die timmeren als beroep uitoefent
Let op: Spelling van 1914 sur. Zie PICIDAE.
De Timmerman maakt of repareert bepaalde bouwwerken of onderdelen, waarbij vaak maar niet alleen met hout wordt gewerkt. Een Timmerman kan in de bouw bezig zijn met het in elkaar zetten en monteren van kozijnen etc. of met reparaties aan kapotte onderdelen. Buiten de bouw kan een Timmerman ook bezig zijn met het ontwerpen en maken van meubels of an...