plagen, tergen, slaan - Voorbeeld: ‘Nadat ieder zijn bekomste heeft en de nooddruft voldaan is, begint de leute en de zottemarterije, het buitelen en dansen, (...) tinsen en titsen, trijkelen, (...)’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0022.php