verschrompelen werkw. Uitspraak: [ vərˈsxrɔmpələ(n) ] Afbreekpatroon: ver·schrom·pe·len Vervoegingen: verschrompelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is verschrompeld (volt.deelw.) door uitdroging rimpelig en klein worden Voorbeelden: 'De blaadjes zijn helemaal verschrompeld.' , 'een verschrompelde huid' Synoniemen: indrogen samen...
1) Kleiner worden 2) Atrofisch 3) Inkrimpen 4) Uitdrogen 5) Schrompelen 6) Indrogen 7) Samentrekken 8) Slinken 9) Klein worden 
uitdrogen en daardoor kleiner en rimpeliger worden vb: de aardappels zijn helemaal verschrompeld Synoniem: krimpen Tegenstelling: uitzetten
Verschrompelen is kleiner worden, uitdrogen. [basiswoordenlijst groep 8]