toeslaan werkw. Uitspraak: [ ˈtuslan ] Afbreekpatroon: toe·slaan Vervoegingen: sloeg toe (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft toegeslagen (volt.deelw.) onverwacht gebeuren met onaangename gevolgen Voorbeelden: , 'De epidemie heeft in deze streek hard toegeslagen.' , 'Tijdens onze afwezigheid, sloegen de inbrekers toe.' , 'Toen we onze ...
1) Aanvallen 2) De kans waarnemen 3) De kans grijpen 4) Een kans benutten 5) Grijpen 6) Je kans grijpen 7) Opvouwen 8) Zijn kans benutten 9) Zijn slag slaan 10) Zijn kans grijpen 1) Dichtklappen 2) Dichtslempen 3) Grijpen 
naar iemand toe slaan vb: ik sloeg hem de bal toe
van de gunstige gelegenheid profiteren