(van personen) (ergens onverwacht) binnenvallen - Voorbeeld: ‘Ze bedachten elk bij zichzelf; dat 't toch een schone zaak was de zoon te zijn van de baas uit 't gemeentehuis, omdat al wat vreemd en wonderlijk was, daar toeviel’ - Voorbeeld: ‘Dat slacht de vlooien, dat springt op en beet neer waar het toevalt’ (Dorpslucht II 29... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0022.php