het trekpaard zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'trɛkpart ] Afbreekpatroon: trek·paard Verbuigingen: trekpaarden (meerv.) paard dat als trekdier gebruikt wordt; ook als paardenras Voorbeelden: 'Nederlands trekpaard' , 'Belgisch trekpaard' Synoniemen: paard trekker 4 definities...
1) Bels 2) Brabander 3) Jaagpaard 1) Jaagpaard 2) Paard voor een voertuig 3) Sleperspaard 4) Trekdier 5) Trekker 6) Viervoeter 7) Wagenpaard 8) Werkdier 9) Werkpaard 10) Zoogdier 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Trekpaard``] Zie Bespanning
paard dat een voertuig voorttrekt (toon de herkomst via de etymologiebank)
1) zwaargebouwd paard dat werd gebruikt om een kar, ploeg of bierwagen te trekken, bv. een Belgisch trekpaard 2) iemand die het voortouw of de leiding neemt, het zware werk doet of een proces vlottrekt; iemand die de kar trekt in figuurlijke zin 3) iets wat een bepaald proces op gang brengt, aanjaagt of vlottrekt, bv. een bedr...
paard dat een voertuig voorttrekt